Het toeval van de radiobuis
De uitvinding door het NatLab van de pentode, een bijzondere radiobuis annex versterker, bracht Philips onverwacht een tweetal boosts van wereldformaat: de radio in de jaren 1920 en 30, en de televisie in de jaren 1950 en 60.
De radiobuis, basis voor de elektronica, is een bijproduct van de gloeilamp. In 1883 monteerde Thomas Edison ter bestrijding van de hinderlijke zwarting van de binnenkant van zijn gloeilampen in het glazen peertje een metalen plaatje. Aldus ontdekte hij bij toeval de diode: een schakelelement dat in de ene richting wel stroom door laat, en in de andere niet.
Uit de elektronenbuis of diode ontwikkelde zich de triode die als een versterker functioneerde. De elektronica kon nu, met de gloeilamp als aanloop, echt een vlucht nemen.
Op het Philips NatLab werden in 1918 uit technische interesse de eerste radiolampen of drie-elektrodenlampen gebouwd. Expertise op het gebied van gasontladingsbuizen (neonreclame) bewees het bedrijf hierbij grote diensten. In 1926 volgde de uitvinding van de pentode, een elektronenbuis met extra roosters die de versterkereigenschappen zeer ten goede kwamen. Een jaar later verwerkte Philips pentodes in zijn eerste radio-ontvangsttoestellen. Ze gingen als warme broodjes over de toonbank.
Na de Tweede Wereldoorlog ‘ruilde’ Philips met het Amerikaanse Bell Labs zijn patenten op de pentode voor die op de transistor, resulterend in een uitstekende wereldwijde startpositie met betrekking tot de consumentenelektronica.


How to cite this page
Dirk van Delft, 'Het toeval van de radiobuis', Inventing Europe, http://www.inventingeurope.eu/story/the-coincidence-of-the-radio-tube
Sources
- Spangenberg, Karl R. Vacuum Tubes. McGraw-Hill, 1948.
- Shiers, George. 'The First Electron Tube', Scientific American, March 1969.