Strijd tegen de gaslamp
De gloeilamp stond in zijn beginjaren voor een stevige klus: zien af te rekenen met de gaslamp.
Al in 1880 voorzag Edison de oceaanstomer SS Columbia van elektrisch licht. Krap een jaar later maakte Swan goede sier in Londen met het installeren van 1200 gloeilampen in het nieuwe Savoy theater.
Dat betekende nog niet dat de internationale markt voor kunstlicht eenvoudig viel te veroveren. Zeker, gloeilampen stonken niet en verbruikten geen zuurstof, maar gasverlichting kon wel bogen op een solide infrastructuur: distributie via een netwerk van lokale gasfabrieken, gasleidingen en betrouwbare branders.
Edison imiteerde dit gas-systeem door met generatoren elektriciteit op te wekken en deze via koperen leidingen naar de eindgebruiker te transporteren. Die kon via schakelaars de elektrische lampen per stuk aan en uit zetten. Europa koos voor dezelfde weg. Maar het aanleggen van dit alles was kostbaar en vergde tijd. Bovendien had gas het voordeel dat het ook viel te benutten voor verwarming en koken.
De omslag kwam in 1910. William Coolidge van het Amerikaanse onderzoekslaboratorium van General Electric introduceerde en patenteerde de wolfraamgloeidraad, die de lichtsterkte enorm ten goede kwam. Toen ook nog eens elektriciteitsnetten voor andere elektrische apparatuur (zoals koelkasten of strijkijzers) werden benut, had de gaslamp niet alleen in Amerika, maar ook in Europa afgedaan.


How to cite this page
Dirk van Delft, 'Strijd tegen de gaslamp', Inventing Europe, http://www.inventingeurope.eu/story/combating-the-gas-lamp
Sources
- Jonnes, Jill. Empires of Light: Edison, Tesla, Westinghouse, and the Race to Electrify the World. New York: Random House, 2003.